De nieuwe ontslagregeling voor bedienden en arbeiders even uitgelegd…

Het Belgisch Staatsblad is op 31 december 2013 getuige geworden van de Wet van 26 december 2013, dewelke de invoering van het veelbesproken eenheidsstatuut tussen bedienden en arbeiders betreffende de ontslagregeling bevat.

Deze bewuste wet betreft een ontslagregeling uniform voor alle werknemers die genieten van de ontslagregels van de Arbeidsovereenkomstwet, ongeacht of ze arbeider of bediende zijn en ongeacht of ze ontslagen worden of beslissen zelf ontslag te nemen. De invoering hiervan maakt dat de Arbeidsovereenkomst grondig verandert: niet alleen maakt het komaf met de van elkaar verschillende opzeggingstermijnen voor bedienden en arbeiders, maar de hogere en lagere bedienden worden bovendien vanaf nu op gelijke basis behandeld. Wat dus ook de sector moge zijn en ongeacht het een arbeider of een bediende betreft, de uiteenlopende opzeggingstermijnen worden voor goed van de baan geschoven.

Deze ontslagregeling bestaat uit drie fases. De eerste fase omvat de eerste vijf werkjaren van de werknemer in kwestie. Hierin verwerft deze namelijk geleidelijk aan een opzeggingstermijn. Na het eerste werkjaar verkrijgt hij namelijk reeds 7 weken opzeggingstermijn, na twee jaar een van elf weken en vanaf het derde tot het vijfde jaar anciënniteit verwerft hij het recht op jaarbasis en na verloop van de vijf jaar werktijd verkrijgt hij zo vijftien weken aan opzeggingstermijn.

Een tweede fase gaat van start na het vijfde jaar anciënniteit en komt aan een einde na twintig jaar aan werktijd binnen het bedrijf in kwestie. Deze fase draait hem erom dat de opzeggingstermijn telkens toeneemt met drie weken per begonnen werkjaar. Aan het einde van deze tweede fase zou dit voor de werknemer neerkomen op een opzeggingstermijn van zestig weken.

Een derde en laatste fase bestaat uit de toepassing van een overgangsregeling op alle lopende arbeidsovereenkomst. De nieuwe ontslagregeling die geldt vanaf 1 januari 2014 wordt namelijk niet volledig toegepast op alle ontslaggevallen die vanaf deze datum zullen voorkomen. In plaats hiervan is een overgangsregeling uitgewerkt, waarbij de nieuwe regeling alleen zal worden gebruikt op de anciënniteit verkregen vanaf 1 januari 2014 en de oude op de anciënniteit verkregen op 31 december 2013.

De berekening van de opzeggingstermijn van toepassing in deze overgangsregeling bestaat uit een optelsom van twee opzeggingstermijnen. Deze bestaan uit de opzeggingstermijn op basis van de oudere regels betreffende het ontslag die berekend worden op basis van de verworven anciënniteit op 31 december 2013 én uit de opzeggingstermijn op basis van de nieuwe algemeen geldende regels betreffende het ontslag die berekend worden op basis van de verkregen anciënniteit vanaf 1 januari 2014.

Dit maakt dat zij die begonnen zijn voor 1 januari 2014 een achterstand oplopen, aangezien een gedeelte van de opzeggingstermijn wordt berekend op basis van de oude regels betreffende het ontslag. De Wet van 26 december 2013 zegt echter dat de TVA in dergelijk geval een ontslagcompensatievergoeding moet uitreiken, dewelke overeen dient te stemmen met het netto verlies aan salaris dat hij/zij ondervindt.

Maar helaas hebben niet alle arbeiders recht op deze vergoeding. Ze moeten hiervoor voldoen aan maar liefst twee regels, namelijk de volgende:

  • Ze moeten in dienst getreden zijn voor 1 januari 2014
  • Ze moeten voldoende anciënniteit verworden hebben op één van de volgende data:

Vereiste anciënniteit in onderneming

Datum

>= 20 jaar

1 januari 2014

>= 15 jaar

1 januari 2015

>= 10 jaar

1 januari 2016

< 10 jaar

1 januari 2017

Dit zorgt alvast voor meer uniformiteit. In Vlaamse groeibedrijf TB Invest BVBA lieten ze weten dat ze erg blij zijn met een meer uniform systeem, dat voor een KMO met zowel bedienden als arbeiders veel makkelijker uit te leggen is door de HR-dienst. Keep it coming; die versimpelingen, zou ik zeggen.

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*